‘Ik heb lang gedacht: wij begrijpen elkaar niet’

Fimme Bakker (29) heeft als afwasser gewerkt in het restaurant waar we hebben afgesproken. Hij woonde met zijn moeder in Amsterdam, vertelt hij, en was om het weekend in Bloemendaal bij zijn vader. „Na de scheiding is hij hier gaan wonen met zijn tweede leg. Ik kende niemand in Bloemendaal.” Om iets te doen te hebben nam hij een baantje bij restaurant Fleurie. „Dat hielp een beetje. Maar ik voelde me toch niet echt op mijn plek.”

Bram Bakker (60) komt binnen, omarmt kort zijn zoon. Sinds oktober trekken ze samen door het land met try-outs van een theatershow over verslaving: Ben je bezopen? Eind deze maand is de première.

Bram Bakker is ex-psychiater en schrijver, hij trad eerder op met cabaretier Marjolijn van Kooten en schrijver Abdelkader Benali. Als psychiater met een onorthodoxe aanpak was hij zowel geliefd als verguisd. Hij botste met vakgenoten en er waren enkele tuchtzaken tegen hem. Van 2009 tot 2011 was hij medisch directeur bij een particuliere verslavingskliniek.

Fimme Bakker is ex-verslaafde en cabaretier. In november won hij de juryprijs van het Groninger Studenten Cabaret Festival.

„Heb je al uitgelegd waarom we hier eten?”, vraagt Bram aan zijn zoon. „Ja, mijn jeugdtrauma met Bloemendaal is al besproken.” Ze traden laatst op in Kampen, vertelt Fimme, dichtbij waar zijn vader is opgegroeid. „Hij zei dat het niet lekker voelde om daar te zijn.” Bram: „Heb jij dat nu ook?” Fimme: „Ja, het voelt niet echt goed om langs dat huisje te rijden waar jij woonde.” Bram: „Ik heb het met Bloemendaal ook een beetje. Ik woon hier al jaren niet meer, die relatie heeft het ook niet gered. Nou, het is gelijk weer heel persoonlijk jongens.” Hij pakt het menu. „Even wat eten.”

Fimme Bakker is verslavingsgevoelig. Rond zijn elfde haalde hij al stiekem dopjes sterke drank uit de kelder van zijn moeder. Likeur, wodka, whisky. „Ik werd er niet dronken van maar kreeg wel een warm gevoel.” Zijn moeder nam geen sterke drank, haar vader was alcoholist. Twee ooms van Fimme dronken ook veel. „Bij kerstdiners was altijd de vraag: wordt het gezellig of loopt het uit de klauwen?” Naast drank gebruikte hij eten om zich beter te voelen. „Als ik eenzaam was bij mijn vader sneakte ik de keuken in om een handje hagelslag te nemen.”

Op zijn veertiende kwam de cannabis in zijn leven. „De eerste keer dat ik blowde, merkte ik dat het eindelijk stil werd in mijn hoofd. Eindelijk even niet die stem die constant zei: je had dit moeten zeggen, je had dat moeten doen.” Na de cannabis volgden xtc, mdma, coke, ghb, lsd. „Had ik na het weekend pillen over, dan nam ik die in mijn eentje in bed. Lag ik bij mijn moeder in huis helemaal door het dak te gaan. Het was zo’n contrast met hoe ongelukkig ik me normaal voelde, hoe niet thuishorend in de wereld.”

Bierreclame

Zo ging het jaren door. Fimme werd depressief. „Tot ik dacht: ik maak er een eind aan, of ik vraag mijn vader om hulp.” Hij koos de moeilijkste optie, zegt hij in hun voorstelling, en belde zijn vader. „Binnen twee weken zat ik op een vliegtuig naar Thailand.”

Bram Bakker heeft zwijgend zijn salade gegeten. Hij veegt zijn mond af. „De volle omvang van zijn verslaafdheid is mij pas de afgelopen maanden duidelijk geworden”, zegt hij. „Fimme zei niet tegen mij: ik gebruik alles wat god verboden heeft. Hij zei: ik blow te veel. Mijn eerste reactie was what the fuck? Hoe kan ik hier niets van gemerkt hebben terwijl ik er alles van afweet? Alle primitieve emoties kwamen boven: het kwam natuurlijk door zijn moeders familie. Gevalletje pech en slechte genen. Nu weet ik: er is geen bewijs dat verslaving een hersenziekte is. Wat iemand verslaafd maakt, weten we niet.”

Na de verslavingskliniek in Bangkok ging Fimme rechten studeren. Dat bleek niets voor hem. Via zijn vader kreeg hij een baantje als chauffeur van cabaretier Javier Guzman. Bram legt uit: Guzman was cliënt bij hem en zat bij hetzelfde impresariaat. Zo wist Bram dat er een chauffeur werd gezocht om hem naar zijn optredens te brengen. Fimme: „De ondertoon was ook dat Javier en ik elkaar een beetje op het rechte pad zouden kunnen houden.” Bram: „Javier is lang de beruchtste verslaafde cabaretier van Nederland geweest. Tot Najib Amhali een dappere poging deed eroverheen te gaan.”

Foto Frank Ruiter

Van chauffeur werd Fimme personal assistent en langzaam werd hij verliefd op het vak van cabaretier. Plots nam hij de mensen serieus die hem al vaak hadden gevraagd of hij niet het podium op moest. Hij werd afgewezen op de toneelschool in Amsterdam waar hij moest auditeren met een Griekse monoloog („ze zeiden: je bent meer geschikt voor een bierreclame”) en aangenomen op de theateracademie in Den Bosch. Bram: „Waarop jouw moeder zei: iemand die zo slim is als jij, die moet toch iets universitairs doen.” Fimme: „Nou nee, dat was eerder. Mijn moeder zei: moet zo’n gevoelige jongen als jij wel op de planken gaan staan, waar je constant bekritiseerd wordt.”

Het idee voor een gezamenlijke voorstelling kreeg Bram Bakker al een jaar of zeven geleden. Fimme wou er niet aan. Bram: „Hij zei: ‘dan ben ik weer de zoon van’.” Fimme: „Het is lastig als je zo’n semi-bekende vader hebt. Ik was als kind altijd bij mensen die een soort adoratie of ontzag voor mijn vader hadden. Als ik ergens voor werd uitgenodigd vroeg ik me af: is dit om wie ik ben of omdat ik de zoon van ben? Ik wilde eerst een opleiding doen, goed worden, zodat ik het zelf zou verdienen op dat podium te staan.” Bram: „Het is goed dat hij die cabaretprijs heeft gewonnen. Nu kan ik met een knipoog, maar wel oprecht zeggen dat ik zijn voorprogramma ben. Hij is op het podium veel beter dan ik. Hij kan zingen, pianospelen, weet ik wat allemaal. En ik ben helemaal niet afgunstig, sterker nog: ik fantaseer graag dat het ook een beetje door mij komt.” Hij lacht om Fimme’s zuinige gezicht.

Overgewicht

In de voorstelling geeft Bram een luchtig exposé over zijn avonturen in de verslavingszorg, dan volgt Fimme met een solo-conference over zijn verslaving. Ze praten over elkaar, niet met elkaar, staan maar kort tegelijk op het podium.

Bram: „Eigenlijk staan wij via het publiek aan elkaar uit te leggen hoe we in elkaar zitten.” Fimme: „Gek genoeg hebben we dat publiek erbij nodig. Ik vind het lastiger om over gevoelens te praten als we met zijn tweeën zijn.”

Bij de eerste try-out wisten ze nog niet van elkaar wat ze gingen zeggen. Bram: „Fimme zei: mijn vader haat dikke mensen dus hij haat ook mij. Dat voelde echt als een klap, zo hier” (hij wijst naar de plexus solaris). Fimme: „De volgende dag belde hij me op. Hij zei: je mag alles over mij zeggen maar dat ik dikke mensen haat, is gewoon niet waar.” Bram verbetert: „Dat ik dikke mensen haat en dus jou, dát is niet waar.”

Dat je dikke mensen haat is wel waar?

Bram: „Nou, ik heb een grote hekel aan dikke mensen en een van mijn recentere inzichten is dat dat vooral veel zegt over mij.” Hij snapt waarom Fimme het op zichzelf betrok. „Dan zat ik in de auto te tieren over familieleden met overgewicht, met op de achterbank Fimmetje die ook al een beetje begon uit te dijen.”

Fimme: „Ik heb lang gedacht: mijn vader en ik begrijpen elkaar niet. Als ik met een zak chips op de bank zit, denkt mijn vader: waarom ga je niet hardlopen jongen, ga nou eens wat aan je gewicht doen. Sinds we deze show spelen hebben we volgens mij een betere band dan ooit tevoren. Ik denk dat jij nu beter begrijpt waarom ik op die bank blijf zitten…” Bram knikt „…en ik waarom mijn vader juist gaat hardlopen. Mijn conclusie is dat we dezelfde onderliggende emoties hebben. We hebben vanuit onze jeugd allebei een gevoel van: wordt er wel van mij gehouden? Mag ik er wel zijn? Of ben ik eigenlijk meer tot last?”

Wat gaf jou het idee dat je tot last was?

Fimme: „Als het mijn vaders tijd was om voor mij te zorgen, dan moest er vaak, hoe noem je dat, een mouw aan gepast worden.” Bram: „Fimme moest in mijn programma worden gepast.” Fimme: „Ik heb nog steeds een ontzettende hekel aan hardlopen omdat ik altijd mee moest naar de trimloop. Of ik het wilde of niet. Het was gewoon: ik ga hardlopen en jij gaat mee.” Bram: „Ik heb zijn verslaving nodig gehad om in te zien dat ik net zo mateloos ben als hij. Alleen niet met drank en drugs. Ik ga keihard sporten, keihard om aandacht vragen, keihard werken.” Fimme: „Voor mij kwam daarbij dat de nieuwe vrouw van mijn vader het niet kon hebben dat hij al een kind had. In de weekenden bij hen was het overheersende gevoel: ik ben hier niet gewenst.”

Ook niet door je vader?

„Ook niet, nee. Dat snap ik wel, achteraf gezien. Als ik zou moeten kiezen tussen mijn vader en mijn vriendin werd het ook heel ingewikkeld.”

Bram geeft hem een zacht tikje op zijn arm. „Het is niet waar. Ik was wel blij als jij kwam, alleen kon jij dat nergens aan merken.” Zijn nieuwe relatie was belangrijk voor hem, zegt hij. „Zij zei al snel dat ze voor Fimme geen plaats in haar hart had. Ik dacht: dat komt wel. Dus ja, ik heb ervoor gekozen die relatie aan te gaan, ten koste van Fimme.” Fimme: „Dat heb ik hem wel heel lang kwalijk genomen.”

Heb je je vader vergeven?

Fimme: „Ja.” Tegen Bram: „Heb jij mij vergeven?” Bram, ongemakkelijk: „Ja.”

Waarvoor?

Bram denkt na. Fimme: „Al het geld van mijn vader dat ik heb opgemaakt aan drugs.” Bram lacht hard: „Zijn verwarming was wel heel vaak stuk.” Fimme: „Ik had een radiatorprobleem, niet normaal.” Bram: „Kijk, ik was afwezig maar hij was in zijn drugsgebruik natuurlijk ook afwezig. In die zin heb ik mijn zoon ook gemist.” Lachend: „En het was leuk geweest als hij een keer mee was gaan hardlopen omdat hij het zelf wilde.”

Bram: „Ik sta ook in deze voorstelling om mijn aandeel te nemen in het ontstaan van zijn verslaving. Het is niet mijn schuld. Maar ik heb er wel aan bijgedragen.” Fimme: „Voor mij is het allerfijnste dat mijn vader dat aandeel neemt. Niemand heeft mij gedwongen om al die drugs te nemen. Maar dat ik me zo onprettig heb gevoeld, heeft wel bijgedragen aan mijn neiging tot vluchten.”